De eerste Europese Top in Den Haag
De Orde van het Gulden Vlies stelde Filips de Goede in staat zijn tentakels uit te spreiden in gebieden die onder zijn invloed vielen. Maar de Vliesridders moesten uiteraard ook contact met elkaar hebben. Daarom organiseerde Filips de Goede bijeenkomsten, zogenaamde kapittels, in verschillende steden binnen zijn Bourgondische rijk.[**break**]
De keuze voor de stad was afhankelijk van de politieke omstandigheden op dat moment. Het eerste kapittel werd een jaar na de oprichting van de orde in Rijsel (Lille) gehouden, in 1431. Het negende kapittel organiseerde de hertog in Den Haag, in het jaar 1456.
Vergaderen was het belangrijkste onderdeel van zo’n kapittel. De edellieden bespraken dan belangrijke politieke zaken en het gedrag van de Vliesridders. Misdragingen werden bestraft en heldendaden geprezen. Daarnaast werden overleden ridders herdacht en nieuwe ridders benoemd. Voor de religieuze plechtigheden kwamen de ridders tezamen in een kerk. In 1456 in de parochie kerk van Den Haag, de Grote Kerk.
Wist-je-dat:
In de Koninklijke Bibliotheek Den Haag een vijftiende-eeuws Statuten- en Wapenboek wordt bewaard? Het boek opent met één van de oudste voorstellingen van een vergadering van de Orde van het Gulden Vlies.
De Vliesridders kwamen uit heel Europa, vanuit het graafschap Holland tot het koninkrijk Arragón en alle Bourgondische gebieden daartussen. Een kapittel was dus eigenlijk een soort politieke top op Europees niveau.
Een opstandige Hollandse Vliesridder
De directe aanleiding voor Filips de Goede om het kapittel in Den Haag te organiseren, was de benoeming van een bisschop in Utrecht. Tegen de zin van de hertog in werd Gijsbrecht van Brederode verkozen boven Filips bastaardzoon David van Bourgondië.[**break**]
In Den Haag wilde de hertog de Hollandse edelen tot de orde roepen. In het bijzonder Reinoud van Brederode, Vliesridder en broer van de net verkozen bisschop. De Van Brederodes waren afkomstig uit een Hollands adellijk geslacht, dat doorgaans als anti-Bourgondisch werd gezien. Dat had weer te maken met de Hoekse en Kabeljauwse Twisten, een decennialange machtsstrijd tussen edellieden en steden. De leider van de Hoeken was Reinoud van Brederode, terwijl de Kabeljauwen Filips de Goede van oudsher meer gezind waren.
Wist je dat:
Reinoud van Brederode in eerste instantie niet naar het kapittel in Den Haag kwam? Onder dwang arriveerde hij uiteindelijk op dag elf.
Toen onderhandelingen in 1455 over de bisschopskwestie mislukten, besloot Filips de Goede om alle machtige Vliesridders bijeen te roepen in Den Haag. Dichtbij de bisschopsstad Utrecht en vanuit het indrukwekkende grafelijke Binnenhof, wilde de vorst indruk maken en druk uitoefenen op de Hollandse edellieden. Een grotere opstand moest hiermee voorkomen worden.
Uiteraard bespraken de Vliesridders de positie van Reinoud van Brederode uitgebreid. Reinoud arriveerde pas op 11 mei in Den Haag. Hij verklaarde op z’n knieën dat het geschil met bastaardzoon David een persoonlijke aangelegenheid was. Het was niet zijn intentie een opstand tegen Filips de Goede te beramen. Uiteindelijk accepteerde Reinoud officieel de nieuwe bisschop van Utrecht, David van Bourgondië. En daarmee eindigde het kapittel.
Het Kapittel in de Grote Kerk
Zaterdag 1 mei 1456 ving het kapittel aan met een mis in de Grote Kerk. Daar zaten de ridders in het koor, de meest heilige plek van de kerk rondom het hoofdaltaar. Dit deel van de kerk was niet voor iedereen toegankelijk en zichtbaar.[**break**]
Boven de hoofden van de ridders hingen de wapenborden met hun wapens. Zestien van de eenendertig Vliesridders waren aanwezig in Den Haag. Filips de Goede zat met het gezicht naar het hoofdaltaar toe. De andere ridders zaten aan weerszijden. De belangrijkste en trouwste ridders positioneerden zich het dichtst bij de hertog.
Wist je dat:
De Filips de Goede bewust gekozen heeft voor de parochiekerk boven de hofkapel? Door een recente verbouwing was de Grote Kerk groter en daardoor imposanter geworden.
Naast het bijwonen van de kerkelijke diensten werd er vergaderd en gedineerd in de Grote Zaal op het Binnenhof, de huidige Ridderzaal.
Het Kapittel in 1456, Luister mee!
Er werd niet alleen vergaderd op het Binnenhof. Er werd ook uitgebreid gedineerd en gefeest in de Grote Zaal. Want gezamenlijk eten en drinken vormde een belangrijk onderdeel van een kapittel.[**break**]
In de Grote Zaal werden lange tafels met banken opgesteld. Hoogstwaarschijnlijk zat Filips de Goede als soeverein van de Orde centraal, met de overige ridders aan weerszijden; de gasten aan andere tafels. De tafels waren gedekt met goud- en zilverwerk: goud voor de ridders en zilver voor de overige gasten. Kostbaar vaatwerk werd tentoongesteld om te pronken. Het zoutvat en het tafelschip behoorden tot de belangrijkste objecten.
Wist je dat:
Van al dat goud- en zilverwerk zo goed als niets bewaard bleef? Vroeg of laat werd het in munterijen omgesmolten tot munten. Daarmee konden vervolgens oorlogen worden bekostigd.
Op het Hollandse menu stonden vooral vis, wild en gevogelte. Everzwijnen, zwanen en pauwen waren echte lekkernijen. Producten kwamen of van de eigen boerderij op het Binnenhof, de omringende bossen, de hofvijver en de zee, of werden ingevoerd. Zo kwamen wijn en bier uit Duitsland, Frankrijk en Spanje.
In de keukens, het bakhuis, het vleeshuis (lardier), de spijskamer (tredsoer) en de schenkkamer (buttelarye) op het Binnenhof werden de levensmiddelen bewaard en bereid.
Glitter en Glamour in de middeleeuwen
De Grote Zaal liet Filips de Goede rijkelijk decoreren met prachtige tapijten en kostbare kunstwerken, die meereisden met de hertog. De gasten en Vliesridders logeerden rond het Binnenhof. Bedden en andere gebruiksvoorwerpen werden geleend van residenties in de buurt.[**break**]
En als de Vliesridders vanaf het Binnenhof met hun paarden naar de Grote Kerk vertrokken, ging dat gepaard met veel pracht en praal: een uitgebreide stoet met vaandels, trompettisten, klokkengelui, versierde paarden en uitgedoste ridders gehuld in de prachtigste gewaden en juwelen.
Wist-je-dat:
Het Bourgondische hof bekend stond om zijn rijke hofcultuur? Zo was Jan van Eyck één van de hofschilders van Filips de Goede.
In dit soort optochten werden de edelen gevolgd door een hele entourage van voetvolk.
In het gevolg liepen dan de hofhoudingen van de edelen: hoe groter in omvang en hoe rijker uitgedost, hoe aanzienlijker de vorst. Zo’n schouwspel werd opgeluisterd met narren en muzikanten met blaasinstrumenten als trompetten, pijpfluiten en schalmeien. De geborduurde en geschilderde wapens van de Gulden-Vliesridders op de dekkleden van de paarden, banieren, wimpels en trompetvanen lieten zien wie met wie de Hollanders van doen hadden.
Wist-je-dat:
In de Grote Zaal, de huidige Ridderzaal, befaamde en imposante tapijten hingen die samen wel 100 meter lang waren?
De Vliesridders zelf droegen tijdens het kapittel een rode, lange en wijdvallende mantel waarvan de randen met gouddraad geborduurd waren. Dat was de typerende kledij van een Vliesridder, ook wel ornaat genoemd. Daarbij hoorde een hoed, kaproen of chaperon genaamd, en natuurlijk de Gulden-Vliesketting. Ridders dienden het Gulden Vlies te allen tijde te dragen.
Het kapittel was zo’n bijzonder evenement dat toeschouwers uit Frankrijk, Engeland, Spanje, Italië en Duitsland naar het anders zo slaperige Den Haag afreisden om de festiviteiten te aanschouwen. Er was een reden waarom Filips de Goede kosten noch moeite bespaarde voor het kapittel. De geruchten deden de ronde dat de vorst geen geld had om tegen Utrecht oorlog te voeren om en de bisschopskwestie te beslechten. Om het tegendeel te bewijzen, wilde de vorst een verpletterende indruk achterlaten, zowel in Den Haag als in het hele graafschap Holland.